Tekst & foto Gerard Dutmer
In zijn artikel over een pechvogel (Natura nr. 2, 2023) gaf Minne Feenstra een overzicht van een aantal ‘pechvogels’: vogels die dood zijn aangetroffen in diverse planten en in een spinnenweb. Dat artikel was voor Gerard Dutmer aanleiding om zijn waarneming in 2010 te beschrijven van een nog levende ‘pechvogel’ gevangen in prikkeldraad in het Aamsveen.
In 2008 begon ik met het inventariseren van het Aamsveen op libellen. Ik was toen van plan om alle vier hoogveenrestanten in Twente op libellen te inventariseren, om zo hun populaties te kunnen vergelijken. Het Aamsveen ligt in de provincie Overijssel in het oostelijk deel van Twente ten oosten van Enschede. In het oosten wordt het Aamsveen begrensd door de Nederlands-Duitse grens. Het reservaat is ongeveer 150 hectare groot en het aansluitende Duitse deel, het Hundfelder Moor, is ongeveer 190 hectare groot.
Als je regelmatig de natuur in trekt, zie je vanzelf bijzondere dingen. Zoals op 6 augustus 2010, toen ik een echtpaar bij het enige hoogveenplasje binnen het gebied bezig zag met het uitstrooien van wit poeder, dat crematieas bleek te zijn. Toen ik hen vertelde dat dit niet zo’n goed idee was (ze hadden geen toestemming van de beheerder en ze bevonden zich vlak bij een voedselarm, zuur hoogveenplasje), vertelden ze mij dat dit de lievelingsplek van hun jong overleden zoon was en dat het hun een goed idee leek om zijn as hier uit te strooien.
Maar het meest bijzondere en bizarre dat ik binnen het Aamsveen meemaakte, was mijn waarneming in 2009 van een nog levende roodborst (Erithacus rubecula) die met een pootje gevangen zat in prikkeldraad. In het natuurgebied was een aantal weilanden waarin af en toe koeien liepen en waarin ook een (veedrink)plasje lag. Deze weilanden waren omringd door prikkeldraad en vervolgens door bomen en struiken. Op 1 oktober van dat jaar was ik in het gebied om te kijken hoe de verschillende plasjes erbij lagen. Het was die dag zwaar bewolkt met een temperatuur van vijftien graden. Tijdens deze excursie bezocht ik ook een klein maar voor libellen voldoende diep (veedrink)plasje, gelegen in een weiland waarin geen koeien liepen. Het plasje lag er goed bij.
Op de terugweg naar het hek zag ik aan de bosrand iets bewegen. Nieuwsgierig geworden liep ik erheen. Tot mijn grote verbazing en afgrijzen bleek het een roodborst te zijn die met een pootje gevangen zat in de prikkeldraad. Het roodborstje hing op de kop en leefde nog, maar slaagde er niet in om zichzelf te bevrijden. Dat pootje was gebroken en het onderste deel was zwaar beschadigd. Ik heb het bovenste, nog onbeschadigde deel van het pootje toen maar doorgeknipt terwijl ik de roodborst in de hand had en hem vrijgelaten. Hij ging er snel vandoor, de bosrand in, een ongewisse toekomst tegemoet. Hoe de roodborst vast was komen zitten – het pootje stak door de prikkel van het prikkeldraad heen –, is mij nog steeds niet duidelijk.