Invasieve exoten: wat moet je ermee?

De vraag of exoten uit de Nederlandse natuur moeten worden verwijderd, kan een interessante morele of ecologische discussie ontketenen. Bij een aantal invasieve exoten bestaat echter geen twijfel of ze moeten worden bestreden: dit is bij wet vastgelegd.

Tekst Paul van Bodegraven & Cor Oldenburg

Op 22 oktober 2014 heeft het Europees Parlement verordening 1143/2014 uitgevaardigd, die per 3 augustus 2016 van kracht is geworden. Verordening 1143/2014 draait om de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten. Deze soorten hebben dit label gekregen, omdat ze momenteel (of naar verwachting in de toekomst) in de Europese Unie of delen daarvan schade toebrengen aan biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Ook kunnen sommige soorten nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid of ziektes overbrengen op inheemse soorten. Weer andere soorten kunnen een nadelig effect hebben op veiligheid en economie (schade aan dijken door muskusratten bijvoorbeeld).

Unielijst
Deze invasieve exoten zijn opgenomen in de zogeheten Unielijst, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen terrestrische planten, water- en oeverplanten, zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën, invertebrata, zoetwaterinvertebraten en vissen. Voorbeelden van soorten uit deze groepen zijn respectievelijk reuzenbalsemien, smalle waterpest, muskusrat, nijlgans, lettersierschildpadden, Nieuw-Zeelandse landplatworm, Amerikaanse rivierkreeften en zonnebaars. Gek genoeg staan soorten als reuzenberenklauw en Japanse duizendknoop niet op de Unielijst. De reden hiervoor is dat deze soorten al wijdverspreid zijn in de Europese Unie en er geen sluitende methode is om populaties uit te roeien. Omdat de Unielijst een dynamische lijst is, kan het toch gebeuren dat deze soorten toch worden toegevoegd als betere bestrijdingsmethoden in de toekomst beschikbaar komen.
Voor alle soorten op de Unielijst geldt een inspanningsplicht, wat erop neerkomt dat het wettelijk verplicht is om deze soorten te bestrijden. Als dat niet lukt, dan moet de populatie zodanig beheerd worden dat verspreiding en schade zoveel mogelijk wordt voorkomen. In Nederland zijn de provincies verantwoordelijk voor de aanpak van invasieve exoten, met uitzondering van de wolhandkrab en Amerikaanse rivierkreeften (waarvoor het Rijk verantwoordelijk is) en de beverrat (waarvoor de waterschappen verantwoordelijk zijn).

Uitroeiing
In eerste instantie gaat de Europese verordening uit van uitroeiing van de soorten op de Unielijst. Na de detectie van een populatie moeten binnen drie maanden uitroeiingsmaatregelen worden genomen, waarbij niet-invasieve soorten moeten worden ontzien. Wel is het de bedoeling dat de populatie van de invasieve exoot volledig en permanent wordt verwijderd. Hierbij moeten de menselijke gezondheid en het milieu niet uit het oog worden verloren. Daarnaast moet dieren vermijdbare pijn, stress en lijden worden bespaard.
Het kan zo zijn dat uitroeiing niet mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer uitroeiing technisch niet uitvoerbaar is of als de kosten uitzonderlijk hoog zijn en niet in verhouding staan tot de baten. Hier gaat de Europese Commissie mee akkoord, mits dit wordt besloten op basis van degelijk wetenschappelijk bewijs.

Beheer
Wanneer uitroeiing niet mogelijk is, zijn overheden verplicht om populaties van Unielijstsoorten te beheren. Het doel van dit beheer is om de gevolgen voor biodiversiteit, ecosysteemdiensten, menselijke gezondheid of economie tot een minimum te beperken. De beheermaatregelen bestaan uit dodelijke of niet-dodelijke fysieke, chemische of biologische maatregelen om de populaties van de betreffende invasieve exoot te beheersen of in te dammen. Het is daarbij gewenst dat het beheer ook maatregelen omvat die de veerkracht van het betreffende ecosysteem vergroten, zodat het systeem de huidige of eventuele toekomstige populaties invasieve exoten kan weerstaan.
De Unielijst is te vinden op:
https://www.nvwa.nl/onderwerpen/invasieve-exoten/unielijst-invasieve-exoten


Verschillende KNNV-afdelingen zijn actief bezig met het bestrijden van (invasieve) exoten. Hieronder geven we twee voorbeelden.

‘In toom houden is hoogst haalbare’

Natuurlijk Delfland – de KNNV-afdeling in de regio Delft en omstreken – is op meerdere terreinen actief als het exoten betreft. “We doen inventarisaties, vaak in samenwerking met andere organisaties”, vertelt Geert van Poelgeest, voorzitter van Natuurlijk Delfland. “Zo hebben we bijvoorbeeld op verzoek van RAVON zoetwaterschildpadden geteld. Op verzoek van het Waterschap hebben we zoetwaterkreeft geteld. Daar maken we dan een rapport van en dragen zo bij aan het landelijke beeld van de verspreiding van deze soorten.”

Aan de slag met de reuzenberenklauw Foto Natuurlijk Delfland

Bestrijden
Tellen en rapporteren is één, maar actief bestrijden is wat anders. “In de meeste gevallen is dat
ondoenlijk”, stelt Van Poelgeest. ‘De meeste exoten zijn al zo wijd verspreid aanwezig, daar valt niks meer aan te doen. Je kunt alleen zorgen dat ze op bepaalde plekken in toom gehouden worden.”
Zo heeft de natuurwerkgroep van Natuurlijk Delfland actief de strijd aangebonden met de reuze berenklauw, een plant die oorspronkelijk afkomstig is uit het westelijk deel van de Kaukasus. De plant neemt door zijn omvang veel licht weg en verdringt zo andere planten. Op vijf plaatsen in Delfland (Abtswoudsebos-West, -Midden en -Oost en in Rijswijk en Pijnacker) wordt deze voortwoekerende plant in het voorjaar  weggestoken door bewoners. “Een kwestie van hard werken en goed blijven nalopen”, aldus Geert van Poelgeest. “De meeste groepen komen iedere week bij elkaar. Er komen vooral bewoners uit de directe omgeving van de steekplekken op af. We maken van zulke sessies een gezellige activiteit. Veel mensen vinden het leuk om een dagje samen met andere actief in de natuur bezig te zijn. We hebben een handleiding opgesteld voor het veilig uitsteken en afvoeren van de reuze berenklauw en leren steeds bij in de aanpak. (zie https://delfland.knnv.nl/kennisbank/werken-in-de-natuur)
Zo hebben we ontdekt dat de uitgestoken wortelstokken soms weer uitlopen als je ze direct op de grond legt. Nu komen ze dus bovenop de afvalhopen. Verspreiding gaat ook via het zaad en dus kijken we of we dit jaar de bloemen al weg kunnen halen voordat de zaadvorming plaatsvindt.”

In toom houden
In het Wilhelminapark in de Rijswijk, een groot recreatiegebied, is het gelukt om de reuzeberenklauw helemaal uit te roeien. “Maar je zult moeten blijven opletten, deze plant is zo wijd verspreid in Nederland, die komt heel snel weer terug”, weet Van Poelgeest. ‘Bijvoorbeeld door verspreiding van zaden via schoenen en landbouwmachines. Maaien is contraproductief, omdat de kleine deeltjes zich juist gemakkelijker verspreiden, bijvoorbeeld ook via de wind. Exoten kun je alleen maar écht bestrijden als je aan het begin van de introductie zit, zoals nu bij de Aziatische hoornaar wordt gedaan. Maar als een soort zich eenmaal gevestigd heeft, kun je alleen nog maar lokaal gericht ingrijpen. Tenminste, als het om een plant gaat. Denk maar aan de halsbandparkiet, die is niet tegen te houden of in te tomen. We moeten maar accepteren dat die nu gewoon bij de Nederlandse natuur hoort.”

‘Wachten op een nieuw evenwicht’

KNNV-afdeling Zeist, Heuvelrug en Kromme Rijn heeft met succes de strijd aangebonden met de Japanse duizendknoop (Fallopia japonica). Dat blijkt na ruim drie jaar lang bestrijden van deze invasieve exoot op het landgoed Hees ten zuidwesten van Soest. Zowel het aantal jonge scheuten als de biomassa nemen af. Bijzonder aan de bestrijdingsmethode is de hoge frequentie van minstens eens per twee weken in het groeiseizoen van maart tot en met november. Simone Laanbroek van de natuurwerkgroep vertelt over de aanpak en resultaten.

Monnikenwerk
Jan Lansbergen en Jan jonker, beiden lid van natuurwerkgroep, zijn de drijvende krachten achter de aanpak. “Met grote regelmaat bezoeken zij een vijftiental locaties in het bos van landgoed Hees”, vertelt Simone Laanbroek. “Vaak zijn ze in het groeiseizoen er meerdere keren per week mee bezig. Het bestrijden van deze soort vraagt om een grondige en langdurige aanpak. In het eerste jaar zijn de wortels en planten zoveel mogelijk verwijderd. Maar dan begint het pas. Nu wordt geprobeerd elke nieuwe scheut eruit te trekken.” Aanvankelijk werden alle plantendelen op een hoop van dode takken gelegd waar ze uitdrogen, maar dan groeit het soms weer uit. Nu wordt alles afgevoerd.  Zo werden in totaal 19.500 exemplaren van vijftien locaties verwijderd. Monnikenwerk, dat om een grote toewijding vraagt.

In overleg
“We zijn actief op meerdere terreinen in de regio”, legt Simone uit, “altijd in overleg met de beheerder. Die zijn blij met onze inzet. Zo zijn we bijvoorbeeld bij de Kozakkenput en het nabijgelegen ecoduct bezig met het verwijderen van de Amerikaanse vogelkers. De Amerikaans vogelkers en ook zaailingen van de Amerikaanse eik worden aangepakt in het gebied de Zoom. Het zijn gebieden in onze eigen regio, en die gaan ons aan het hart gaan. Maar het is ondoenlijk om in de hele regio alle exoten te bestrijden.”

Wachten op vijanden
Op de vraag of het lukt om zo soorten definitief uit te roeien, is het antwoord stellig: “Nee, dat lukt niet”, aldus Simone. “We proberen in bepaalde gebieden ongewenste soorten in toom te houden, omdat ze veel schade aanrichten in de biodiversiteit in dat gebied. Het lukt om ze terug te dringen, maar als je stopt zijn ze zo weer terug. Het is ook een kwestie van wachten op natuurlijke vijanden van deze planten, die kunnen zorgen voor ene nieuw evenwicht. Zo zie ik nu af en toe al schimmel en vraatsporen op de Amerikaanse Vogelkers. Dat geeft hoop; er zijn andere organismen die helpen een nieuw evenwicht te vinden. Tot die tijd helpen wij een handje om de verspreiding van deze soorten binnen de perken te houden. Het is niet alleen zinvol, maar ook leuk om met elkaar op die manier een bijdrage te leveren”.

Toewijding en gezelligheid Foto KNNV Zeist, Heuvelrug en Kromme Rijn