Naturalisten: Georg Wilhelm Steller

Baanbrekend bioloog tussen Kamtsjatka en Alaska

Zijn naam leeft nog voort in Stellers eider, Stellers zeearend en Stellers zeekoe.
Toch is Georg Wilhelm Steller voor velen een onbekende; er is zelfs geen portret van hem. Wie was deze natuuronderzoeker?

Tekst Mark Nieuwenhuis Foto (Stellers Eider) Ron Knight

n het Beierse stadje Bad Windsheim wordt Steller in 1709 geboren als Georg Wilhelm Stöller. Met een diploma van het plaatselijke gymnasium op zak vertrekt hij naar Wittenberg om Theologie te studeren. Twee jaar later zet hij zijn studie voort in Halle, waar hij vooral colleges anatomie, botanie en zoölogie volgt. Om zijn kansen op het verkrijgen van een leerstoel botanie te vergroten, legt hij in 1734 in Berlijn een examen af, maar ondanks een goed resultaat komt er voor hem geen plaats beschikbaar aan een Duitse universiteit. Nu zijn kansen op een academische carrière in zijn geboorteland zijn verkeken, richt hij zijn blik op het oosten. Via Danzig bereikt hij als ziekenverzorger aan boord van een Russisch schip Sint-Petersburg. Duitsland zal hij nooit weerzien.

Grote Noordelijke Expeditie
In 1737 wordt Steller – hij verandert zijn naam omdat het Duits voor Russen onuitspreekbaar blijkt – benoemd tot medewerker van de Academie van Wetenschappen. Nu kan hij zich aansluiten bij de Grote Noordelijke Expeditie (1733-1741). Deze enorme onderneming, ook bekend als de Tweede Kamtsjatka-expeditie, is opgetuigd om het land tussen de Oeral en Kamtsjatka te onderzoeken, de kust van de Noordelijke IJszee te verkennen, de ligging van Amerika en de zeeweg naar Japan. Onder leiding van de Deen Vitus Bering trekt een karavaan marinemensen en ambachtslieden dwars door Rusland en Siberië naar het Verre Oosten om in Yakutsk aan de Lena en aan de kust van de Stille Oceaan schepen te bouwen en uit te rusten. Alsof dat nog niet genoeg is, moet Bering ook de wetenschappers van de academie alle benodigdheden en faciliteiten verschaffen. Kortom, een logistieke nachtmerrie.

Naar Amerika
In het kielzog van de expeditie reist Steller door Siberië en doet onderweg onderzoek op allerlei gebied; zo beschrijft hij 1150 soorten planten die hij rond het Baikalmeer vindt in zijn Flora Irkutiensis.
Kamtsjatka, het schiereiland aan de kust van de Stille Oceaan, verkent hij uitvoerig, tot Bering hem in het voorjaar van 1741 vraagt deel te nemen aan de expeditie naar Amerika. Begin juni van dat jaar zeilen de beide expeditieschepen, de Sint-Peter en de Sint-Paul, de oceaan op. Tot ergernis van Steller, aan boord van de Sint-Peter, varen ze op een zuidoostelijke koers. In gesprekken met kozakken heeft hij vernomen dat Amerika (het vasteland van Alaska) veel sneller bereikbaar is op een noordoostelijke koers. Zoals wel vaker slaan Bering en de andere marineofficieren zijn opmerkingen in de wind; zij hechten meer belang aan de officiële kaarten dan aan de woorden van niet-marinemensen.

Als een bezetene
Ruim twee weken na vertrek verdwijnt de Sint-Paul uit zicht. Na een vruchteloze zoektocht bereiken Berings mannen op 20 juli 1741 Kayak-island, vlak voor de kust van het vasteland van Alaska. Na lang aandringen krijgt Steller toestemming om aan land te gaan en begint als een bezetene het eiland te verkennen, aantekeningen te maken en planten en dieren te verzamelen.

Een Engelse kopie van een Russische kaart van de Beringzee uit 1754, met daarop de route van Vitus Berings expeditie waaraan Steller meedeed.
 

Een door zijn jager geschoten gaai, later ‘Stellers gaai’ genoemd, levert hem het bewijs dat hij inderdaad in Amerika is. De gaai doet hem namelijk denken aan een verwante soort die hij in een boek over de natuurlijke historie van North en South Carolina heeft gezien. Beducht voor najaarsstormen wil Bering water innemen en dan zo snel mogelijk terugkeren naar Kamtsjatka, tot grote frustratie van Steller. ‘Tien jaar voorbereiding voor tien uur onderzoek’ en ‘We zijn alleen gekomen om Amerikaans water naar Azië te brengen’ schrijft hij getergd in zijn dagboek – je voelt zijn teleurstelling en machteloze woede.

Misverstanden
Op de terugreis langs de eilandketen van de Aleoeten stuiten ze bij toeval op inheemse bewoners. Steller schetst een ontmoeting vol wederzijdse misverstanden. Door gebrek aan goed water, fruit en groente breekt er scheurbuik uit aan boord. Dan wordt ook Berings vrees bewaarheid: de ene storm na de andere beukt op het schip terwijl het steeds kouder wordt. Na een wekenlange helletocht en vele sterfgevallen strandt de vrijwel onbestuurbaar geworden Sint-Peter op een onbekende kust. Het argeloze gedrag van de zeeotters en poolvossen op het strand overtuigt Steller ervan dat het niet het vasteland van Kamtsjatka kan zijn, maar dat dit een onbekend, onbewoond eiland is.
Ongedeerd door scheurbuik – van inheemse bewoners van Kamtsjatka heeft hij geleerd dat het eten van kruiden deze ziekte voorkomt – neemt hij de zorg voor de zieke en stervende zeelieden op zich. Bering kan hij niet meer redden. Onder zijn leiding graven de mannen vossenholen op het strand uit tot winterverblijven; ook dat heeft Steller in Kamtsjakta van inheemse stammen geleerd. In die donkere najaarsdagen blijft hij fysiek en moreel als een van de weinigen overeind. Onbaatzuchtig stelt hij zich in dienst van de gemeenschap die noodgedwongen een nieuwe samenlevingsvorm moet zien te vinden. De dieren, onbekend met mensen, komen er minder genadig vanaf. Argeloze zeeotters worden in groten getale doodgeslagen, voor voedsel en voor hun pelzen. Opdringerige poolvossen worden met stuitende wreedheid afgemaakt.

Zeekoeien en eidereenden
Die winter observeert en beschrijft Steller de enorme zeekoeien en de kleine eidereenden die in groepen voor de kust van de nederzetting drijven; beide soorten worden later naar hem vernoemd. Na het smelten van de sneeuw hervat hij zijn natuurhistorisch onderzoek elders op het eiland. In een kolonie zeeberen bouwt hij een schuilhut om hun gedrag te observeren.
Belaagd door poolvossen verricht hij een dissectie op een enorme zeekoe, onderzoek dat hij in het Latijn vastlegt in De bestiis marinis (Over zeezoogdieren). Ondertussen bouwen de zeelieden van de wrakstukken van de Sint-Peter een schip waarmee ze eind augustus 1742 Kamtsjatka weten te bereiken. De stranding van de Sint-Peter op Beringeiland leidt uiteindelijk tot de redding van de overlevenden van de expeditie, maar luidt de ondergang in van de op het eiland endemische Beringaalscholver en Stellers zeekoe.

Winstbejag
Het nieuws over de zeeweg naar Amerika en de enorme aantallen pelsdieren rondom de ontdekte eilanden leidt ertoe dat een jaar later al avonturiers uitzwermen naar deze nieuwe jachtgronden. Binnen dertig jaar is de zeekoe uitgeroeid, een eeuw later gevolgd door de niet-vliegende aalscholver, verdwenen in de kookpot van meedogenloze pelsjagers. Door winstbejag gedreven jagen deze avonturiers niet alleen deze unieke diersoorten over de kling, maar brengen ze ook andere pelsdieren in de Noordelijke Stille Oceaan op de rand van uitsterven. Een zelfde treurig lot treft de inheemse bevolking van de Aleoeten, die ten prooi valt aan nietsontziende uitbuiting, geweld, verkrachting en moord.

De inmiddels uitgestorven Stellerzeekoe kon wel 4000 kilo worden. | Beeld Biodiversity Heritage Library
De uitgestorven Beringaalscholver. | Beeld Joseph Wolf

Terug naar Sint-Petersburg
Na terugkeer in Kamtsjatka voltooit Steller zijn dagboek van de reis naar Amerika en De bestiis marinis en doet nog twee jaar lang onderzoek, opgetekend in zijn Duitstalige Beschrijving van Kamtsjatka, tot hij in 1744 wordt teruggeroepen naar Sint-Petersburg. Hij is een van de laatste deelnemers van de expeditie die nog niet is teruggekeerd. Voor hij de hoofdstad kan bereiken sterft hij in 1746 in het winterse Siberië, aangeklaagd en weer vrijgesproken, gemangeld door de Russische bureaucratie. Niet lang na zijn overlijden wordt zijn graf weggespoeld door een van de grote Siberische rivieren.
Door zijn vroegtijdige dood kan hij veel van zijn ontdekkingen en waarnemingen niet zelf uitwerken. De Duitse geleerde Peter Simon Pallas (1741-1811) publiceert een deel van het werk van zijn landgenoot; andere manuscripten van Stellers hand zijn verloren gegaan of verdwenen in archieven. Na de val van het IJzeren Gordijn is een deel van deze manuscripten teruggevonden in Russische bibliotheken, zodat nu ook brieven en dagboeken zijn uitgegeven die Steller in Siberië schreef.

Veldwerker
Voor zover we Georg Wilhelm Steller kunnen leren kennen uit zijn nagelaten werk was hij een bijzonder veelzijdig man. Vóór alles was hij een buitengewoon gedreven natuuronderzoeker die zich in barre omstandigheden wist te redden en zich niet uit het veld liet slaan door de hindernissen die op zijn weg kwamen. Bij uitstek een veldwerker, geen studeerkamergeleerde, die overal waar hij kwam observeerde, verzamelde en schreef, met evenveel gemak in het Duits als in het Latijn, of het nu over planten of dieren ging. Hij was begaan met de lokale bevolking van de streken die hij bezocht en bereid om van hen te leren. Deze kennis stelde hem in staat te overleven in Siberië en tijdens de expeditie naar Amerika. Als eerste en enige bioloog zag hij de reusachtige zeekoe van Beringeiland in levenden lijve voordat deze laatste overlevende van de pleistocene megafauna van de aardbodem verdween. ■

Literatuur
Tim Flannery en Peter Schouten, Een gat in de natuur. Een ontdekkingstocht langs uitgestorven diersoorten, Amsterdam/Antwerpen 2001.
Leonard Stejneger, Georg Wilhelm Steller: The Pioneer of Alaskan Natural History, Cambridge (Mass.), 1936.
Georg Wilhelm Steller, De bestiis marinis, in: Novi commentarii Academiae Scientiarum Imperialis Petropolitanae 2 (1751), 289-398
Idem, Steller’s Manuscript Journal: Facsimile edition and Transliteration, ed. O.W. Frost, 1984.
Idem, Journal of a Voyage with Bering, 1741-1742,1988.
Idem, Steller’s History of Kamchatka. Collected Information concerning the History of Kamchatka, its Peoples, Their Manners, Names, Lifestyle, and Various Customary Practices, 2003.
Idem, Eastbound through Siberia. Observations from the Great Northern Expedition, 2020.

Paperback, 224 pagina’s, 24,90