Een mooi jaar voor de boomkikker

Vorig jaar zomer zag redacteur Bea Koetsier opvallend veel boomkikkertjes in Noord-Brabant. 2021 blijkt een goed jaar voor de soort die op de Rode Lijst staat. Haar vele vragen werden beantwoord door Bureau Natuurbalans (Sander van de Koppel en Ben Crombaghs), vrijwilliger Kees Marijnissen en Ronald Zollinger (RAVON).

Tekst & foto’s Bea Koetsier

De boomkikker of Europese boomkikker (Hyla arborea) komt voor in een groot deel van Europa. Ze zijn 4 tot 5 centimeter groot en hebben een egale lichtgroene kleur. De kleur varieert wel, afhankelijk van de temperatuur en gemoedstoestand van het dier. De huid is opvallend glad. Ze hebben zuignapjes aan de uiteinden van vingers en tenen en kunnen daardoor goed klimmen. Hun voedsel bestaat uit insecten en spinnen. Dat kost de kikker weinig energie. Als hij iets ziet, vangt hij het met zijn roltong. Reigers, kokmeeuwen en bunzingen zijn vijanden van deze kikkers en in het water zijn snoeken, evenals exoten als de Amerikaanse rivierkreeft en de zonnebaars, levensgevaarlijk. De kikkerlarven worden gegeten door geelgerande watertorren, libellenlarven en bootsmannetjes.
Vroeger kwamen deze kleine acrobaatjes in Nederland voor op de zandgronden ten oosten van de lijn Groningen, Apeldoorn, Breda, Middelburg. Volop, want als je begin twintigste eeuw met de trein en open raam door de Achterhoek reed, hoorde je een continu koor van boomkikkermannetjes. Helaas ging de soort later dramatisch achteruit met een landelijk dieptepunt rond 1990. In 2001 verscheen het Landelijk beschermingsplan boomkikker en vanaf die tijd zijn onder coördinatie van RAVON veel uitvoeringsmaatregelen genomen.

Voortvarende aanpak in Brabant
In 1990 zijn in Noord-Brabant nog slechts drie kwijnende populaties, namelijk op de Molenschotse Heide, de Leemputten en De Brand. In 2007 verschijnt ‘het provinciale beschermingsplan boomkikker’ en Bureau Natuurbalans gaat zich inzetten voor de boomkikker in Brabant. Habitatverbetering en optimalisering van de voortplantingswateren krijgen aandacht. Vanuit de kerngebieden vinden sinds 2009 herintroducties plaats in vier gebieden: Het Broek, Beekdal Merkske, De Mortelen en Valkenhorst. Men gebruikt daarbij eiklompjes die opgekweekt worden in bakken en als gemetamorfoseerde juvenielen uitgezet. Vooraf controle op ziektes is essentieel. Alle herintroducties zijn een succes. Er zijn zelfs spontane kolonisaties. De kikkers maken ook gebruik van het ecoduct A2 (De Mortelen).
Na drie droge jaren met droogvallende poeltjes zijn de weersomstandigheden in 2021 veel beter. Boomkikkers kunnen acht tot tien jaar oud worden en hadden dus nog tijd om zich te herpakken. In het voorjaar horen de tellers over heel Brabant 3.500 roepende mannetjes. Het hoogste aantal in decennia. In de zomer klimmen minstens 10.000 jonge boomkikkers de kant op. Het zijn er vermoedelijk veel meer, denkt Sander van de Koppel van Bureau Natuurbalans. Tot in september vindt men nog pas gemetamorfoseerde juvenielen.
Uit DNA-onderzoek van RAVON en de WUR bleek dat er in twee van de oorspronkelijke gebieden, De Brand en de Leemputten, sprake is van genetische verarming. Dat kan een direct effect op de voortplanting hebben. Daarom is besloten om ook eiklompjes uit andere Nederlandse gebieden te gebruiken om dit probleem te verhelpen. In De Brand zijn vanuit De Mortelen twee jaar achter elkaar zelfs juvenielen en subadulten uitgezet. Hierdoor konden deze exemplaren het opvolgende jaar al meedoen met de voortplanting.
Sander ziet de toekomst van de boomkikker met vertrouwen tegemoet, maar dat kan alleen dankzij het enthousiasme van terreinbeheerders en vrijwilligers. Elk jaar komt de Boomkikkerwerkgroep Noord-Brabant bij elkaar en worden resultaten van de monitoring, kansen en knelpunten per gebied besproken. Zo kunnen de terreinbeheerders daar tijdig op anticiperen. Uiteraard gebeurt alles in overleg met RAVON. Financiële ondersteuning van de provincie maakt het mogelijk.

Gesprek met vrijwilliger Kees Marijnissen
Essentieel zijn de vrijwilligers uit de Boomkikkerwerkgroep. Kees Marijnissen houdt zich al sinds 1985 met de monitoring van boomkikkers bezig. Dat doet hij samen met een groep vrijwilligers in het natuurgebied De Brand bij Udenhout. Als echte liefhebber vertelt hij graag over boomkikkers. De kikkermannetjes gingen in het verleden, na een periode van winterrust pas eind april kwaken met een soort kenmerkend kè-kè-kè-kè-kè-kè-geluid. Dankzij de klimaatverandering wordt er over het algemeen steeds eerder gekwaakt, maar het blijft afhankelijk van de temperatuur. Tellen is niet zo eenvoudig als er veel kikkers tegelijk kwaken. Rond schaars begroeide poeltjes kun je ze zien en dat biedt ondersteuning. De juvenielen moeten op het oog geteld worden. Kees veronderstelt dat je maximaal tien procent vind, maar als je ieder jaar telt met dezelfde mensen, is een trendberekening betrouwbaar.
Kees legt uit waarom De Brand als wandelgebied vaak modderig is. Nog maar enkele jaren geleden voerde een kanaal een belangrijk deel van het aanwezige kwelwater af. Dit kanaal was deels gevuld met gezuiverd rioolwater uit Tilburg. De reukstoffen van wasmiddelen waren waarschijnlijk niet eenvoudig te verwijderen, want het standaardgrapje onder de vrijwilligers was: “Wat ruikt het toch weer schoon”. Na de demping van dit kanaal komt de kwel meer aan de oppervlakte. Het was daarbij ook nodig om de Zandkantse Lei opnieuw te bedijken waardoor De Brand niet meer kan overstromen. Tegenwoordig is De Brand opnieuw het oorspronkelijk natte gebied. Een spannende tijd voor boomkikkers en vrijwilligers, want in de speciaal voor de boomkikker aangelegde poelen zijn vissen niet gewenst. Bij hoge waterstanden waarbij het hele gebied blank komt te staan, is het voor vissen mogelijk om naar de poelen te zwemmen. Dit valt tot op heden mee. Ook de volop voorkomende Amerikaanse rivierkreeften zorgen niet voor problemen.
Waarom het voortplantingsresultaat magertjes blijft, wordt verklaard uit een groot en nog altijd lopend onderzoek van Bureau Natuurbalans in opdracht van terreinbeheerder Brabants Landschap. Er blijkt weinig genetische variatie te zijn ten gevolge van inteelt. Bovendien moet het landhabitat op diverse plaatsen verbeterd worden en poelen opgeschoond en verondiept. Sommige percelen worden niet meer begraasd, maar gemaaid. Enkele poelen worden van rasters voorzien. Alle uitgevoerde maatregelen blijken in 2021 het eerste grote succes op te leveren. “Het is knallen geworden in De Brand”, zegt Kees. Hij houdt de exacte cijfers nog liever geheim. Een deel van de kikkertjes moet zeker op pad naar een nieuw leefgebied.

Zeeuws-Vlaanderen en de Achterhoek
Dit zijn twee andere robuuste boomkikkergebieden. Hier is niet uitgezet, maar fors ingezet om leefgebieden te verbinden en poelen te creëren en op te knappen. De boomkikker houdt van grote ondiepe poelen(50 bij 50 meter) met rondom weinig hoge begroeiing en met ijle waterplantenvegetatie (bijvoorbeeld waterranonkel) en afwezigheid of lage aantallen van libellenlarven, andere kikkersoorten en vissen. Meer braamstruwelen zijn ook belangrijk. Landhabitat en voortplantingshabitat moeten op orde zijn. Aanpassingen blijven continu noodzakelijk bij een echte pioniersoort als de boomkikker. RAVON is niet voor uitzetten, omdat de populaties vanuit de bronpopulaties versterken overal werkt. In Noord-Brabant was sprake van genetische verarming, waardoor voorzichtige experimenten van regionale menging van Brabants boomkikker-DNA te verantwoorden is. De resultaten zijn goed.
Interessant is de rol van Jan Wolkers (1925-2007). Deze had zijn levenlang een fascinatie voor amfibieën en reptielen en vooral een zwak voor de boomkikker. In de jaren dertig van de vorige eeuw kreeg hij het Verkadealbum Zeewateraquarium en Terrarium van zijn oom. De boomkikker werd als volgt beschreven: “Met zijn groene ruggetje, geelachtig wit buikje en zijn mooie diepzwarte zijstreep, maakt het een bevalligen indruk.” De jonge Wolkers betreurde dat ze alleen in het oosten en zuiden voorkomen. Uiteindelijk kocht hij op 10 mei 1940 twee boomkikkers (25 cent per stuk) voor zijn terrarium. Het geld had hij met tien maal koperpoetsen bij elkaar gespaard. Later werd hij de officiële beschermheer van de boomkikker en zette zich in voor het behoud van deze soort in Zeeuws-Vlaanderen.

Toekomst
Ronald Zollinger van RAVON is niet blij met populaties in niet oorspronkelijke gebieden. Zo zitten er inmiddels veel boomkikkers in de Amsterdamse Waterleidingduinen dankzij illegale uitzetting en ook in de Zuid-Hollandse duinen zijn ze tegenwoordig aanwezig. Kwalijk zijn de uit Zuid-Europa meegebrachte mediterrane boomkikkers. Ronald vertelt over clandestien uitgezette Kroatische boomkikkers op Schouwen-Duiveland. In principe dezelfde soort boomkikker als de onze en eerlijk gezegd gaat het uitstekend met ze. Toch is RAVON – gesteund door Europese richtlijnen – daar niet voor: het is geen oorspronkelijke plek en de genen van deze dieren zijn anders. Ze zijn geheel aangepast aan het leven in Kroatië. Mogelijk brengen ze onbekende ziekten mee. Dramatisch voorbeeld is het vrijwel volledig verdwijnen van vuursalamanders in Zuid-Limburg, aangetast door een schimmelziekte afkomstig van Aziatische salamanders. Overigens zijn boomkikkers mogelijk minder vatbaar voor schimmels door hun voorliefde voor zonnen, maar wetenschappelijk bewijs daarvoor ontbreekt.
Ronald denkt dat het gevolg van de achteruitgang van insecten meevalt voor de boomkikker, want de boomkikker is geen specialist en in natuurgebieden zijn vooralsnog genoeg insecten. Wel zou het dieet eenzijdig kunnen worden en dan kan er een gebrek aan bepaalde voedingsstoffen en mineralen ontstaan.

Conclusie: Zolang wij voldoende aandacht besteden aan de boomkikker en zijn gedroomde leefomgeving en er niet teveel droge jaren achter elkaar zijn, kan de boomkikker de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.

Verspreidingskaart van de boomkikker in Nederland in 2022 | Bron Nationale Databank Flora en Fauna